De vogel Feniks – Een vertelling van Hans Christian Andersen over de vogel Feniks
In de tuin van het paradijs, onder de boom der kennis, stond een rozenhaag. Hier, in de eerste roos, werd een vogel geboren, zijn vlucht was als die van het licht, heerlijk was zijn kleur, heerlijk zijn zang.Maar toen Eva de vrucht van de boom der kennis brak, toen zij en Adam uit de tuin van het paradijs werden verjaagd, viel van het vlammend zwaard van de straffende engel een vonk in het nest van de vogel en deed het in vlammen opgaan. De vogel stierf in de vlammen, maar uit het rode ei vloog een nieuwe, de enige, de steeds enige vogel Feniks. Het verhaal vertelt dat hij in Arabië woont en elke honderd jaar zichzelf in zijn nest verbrandt, en dat een nieuwe feniks, de enige in de wereld, uit het rode ei wegvliegt.
De vogel fladdert om ons heen, snel als het licht, verrukkelijk van kleur, heerlijk van lied. Wanneer moeder aan de wieg van haar kind zit is hij aan het hoofdeind en slaat met de vleugels een aureool om het hoofd van het kind. Hij vliegt door de kamer van de armoede en brengt zonneglans daarbinnen, de armelijke commode geurt van violen.
Maar de vogel Feniks is niet alleen de vogel van Arabië. Hij fladdert in de glans van het Noorderlicht over de ijsvelden van Lapland, hij springt tussen de gele bloemen in de korte zomer van Groenland. Onder de koperrotsen van Fahlun, in de steenkolenmijnen van Engeland, vliegt hij als een gepoederde mot, over het gezangboek van de vrome arbeider.
Hij vaart op het lotusblad in de heilige wateren van de Ganges, en het oog van het Hindoemeisje straalt wanneer zij hem ziet. De vogel Feniks! Ken je hem niet? De vogel van het paradijs, de heilige zwaan van het lied. Hij zat op de kar van Thespis als een lasterende raaf, en sloeg met zijn zwarte met droesem besmeurde vleugels; over de harp van IJslandse zangers gleed de rode zingende snavel van de zwaan; op de schouder van Shakespeare zat hij als Odins raaf en fluisterde hem in het oor: “Onsterfelijkheid.” Hij vloog bij het zangersfeest door de ridderzaal van de Wartburg.
De vogel Feniks: ken je hem niet? Hij zong de Marseillaise voor je en je kuste de veer die van zijn vleugel viel; hij kwam in de glans van het paradijs en jij wendde je misschien af naar de spreeuw, die daar zat met bladgoud op de vleugels.
De vogel van het paradijs! Iedere eeuw vernieuwd, in vlammen geboren, in vlammen gestorven, je beeld, in goud gevat, hangt in de zalen van de rijken; zelf vlieg je dikwijls eenzaam en verdwaald – een sage slechts: de vogel feniks in Arabië.
In de tuin van het paradijs, toen je geboren werd, onder de boom der kennis, in de eerste roos, kuste God je en gaf je je echte naam – de poëzie.